Ik heb de titelsong al zo'n dertig keer gehoord. Prachtig vind ik het. Maar het grijpt me ook naar de keel als Leonard zingt: Hineni, hineni. I'm ready, my Lord. Onwillekeurig denk ik dan: 'Hij wel.' Ik nog lang niet. Maar ik ben geen 82, zoals Leonard.
Vanmorgen heb ik met de longarts gesproken. Er is vorige week een ct-scan gemaakt van mijn longen. Uitslag: met de longen zelf is het prima, die zien er goed uit. Het probleem zit hem in de graft-versus-hostziekte (omgekeerde afstoting, transplantatieziekte). De donorcellen vernietigen niet alleen kwaadaardige cellen, maar vallen ook gezonde lichaamscellen aan omdat ze deze als niet-eigen herkennen. Bij mij uit zich dat op de huid. Rondom mijn borstkas wordt de huid steeds strakker, waardoor ik maar 50% van mijn longcapaciteit gebruik. Een gouden kooi noemt de dokter het, maar dat gouden verbeterde ze later.
We hebben genoten van een heerlijke vakantie in Ierland, maar ik heb de helft van het land niet gezien, omdat ik lag te slapen in de auto. 's Nachts word ik in de raarste houdingen wakker en dan snak ik naar adem. Het is tijd om opnieuw over nachtelijke beademing te praten. Er zijn geen smoezen meer om het uit te stellen.
De lijn waarop ik loop is erg dun. Volgens de artsen ben ik al een jaar stabiel en dat is mooi. Stabiel slecht, dat dan weer wel. Er moet niets bijkomen, zoals longontsteking, want dan red ik het niet meer alleen. Zodra ik maar iets benauwder ben moet ik het ziekenhuis bellen. Mijn hart moet flink werken en niemand weet hoe lang dat goed blijft gaan.
Beademing boezemt me angst in. Het vormt een gevaar vanwege de hoge druk in mijn longen. Als daar zuurstof in geblazen wordt is er een reëel risico dat de boel kapot geblazen wordt. 'You want it darker, we kill the flame.' Hoe donker gaat het nog worden, hoeveel vlammen nog te doven?
'Hineni, hineni, I’m ready, my lord' zegt Leonard. Hier ben ik, ik ben er klaar voor. Gelukkig heeft Cohen in andere interviews juist gezegd dat hij nog jaren door wil gaan en hoopt op nieuwe tournees. Dan ga ik op de eerste rij zitten.
Bron: Ernst Jan