Aanvankelijk had ik er veel moeite mee. Dat heeft met acceptatie te maken: weer een stukje ingeleverd. De eerste keer dat ik mijn scootmobiel mee had naar het ziekenhuis reed ik bijna een tafeltje aan gort. Er bleef een hendel hangen waardoor het ding naar voren wilde rijden, maar daar stond al een tafeltje, tegen de muur. Het toen aanwezige personeel vertrouwt mijn stuurmanskunsten nog steeds niet helemaal. Ten onrechte natuurlijk, want ik heb inmiddels enorm veel ervaring.
Vooral in de supermarkt ziet de wereld er anders uit. Waar ik vroeger behoorlijk kon mopperen op bejaarden – 'wat heeft die hier vandaag te zoeken? Die hebben toch de hele week de tijd?' of 'dat heb ik weer, ik wil ook eens naar de kapper op zaterdagmorgen' – begin ik nu steeds meer respect voor ze te krijgen. Ik hoor nu immers ook een beetje bij de club. Dat schept een band.
Laag in mijn karretje gezeten kom ik in een supermarkt terecht die niet voor mij bedoeld is. Ik zie alleen maar spullen die ik niet nodig heb, zeker niet nu de kinderen het huis uit zijn. Snoep, fancy verpakkingen van broodbeleg, lekkere toetjes. Ja, zelfs bejaardenvoeding ligt voor het grijpen. Of andere lekkernijen geschikt voor tandeloze bekkies. En uiteraard is het moeilijk om de spullen te bemachtigen die ik wel graag wil hebben. Vooral uit de koeling, waarvan de deur steevast naar de verkeerde kant toe open gaat. Dat is echt niet te doen, ook niet als je in een flitsende beweging je scootmobiel keert en het dan nog eens probeert.
Al met al ben ik een tevreden scootmobilist. De wereld is lager, maar ook groter geworden. Bovendien zijn de mensen doorgaans erg aardig voor me. Ook in de supermarkt. Laatst begroette de kassière me meer dan hartelijk: 'Hoe gaat het, we hebben u gemist. Bent u lekker met de hulp boodschappen aan het doen?' Mijn vrouw ging rustig door met inpakken terwijl ik tevreden afrekende.
Bron: Ernst Jan