Autologe stamceltransplantatie - Onderzoek
Bij een autologe stamceltransplantatie krijg je je eigen stamcellen terug na een hoge dosis chemotherapie.
Medisch onderzoek voorafgaand aan stamceltransplantatie
Er kunnen verschillende onderzoeken gedaan worden voor de transplantatie start.
Bloedonderzoek
Er zijn verschillende redenen om het bloed te onderzoeken. Door bloedonderzoek kunnen bloedwaarden gemeten worden en kan het verloop van een ziekte of het effect van een behandeling bepaald worden. Daarnaast kan bijvoorbeeld de lever- en nierfunctie bekeken worden.
Hartfilmpje (ECG)
Een hartfilmpje maken gaat snel en gemakkelijk. Je gaat op een onderzoekstafel liggen. Op je borst, benen en armen plakt de onderzoeker elektroden. Deze zijn met draden verbonden aan het ECG-apparaat. Bij een uitgebreid ECG zijn het tien elektrodes. Elk van deze elektrodes geeft een aparte registratie. De arts noemt dit een afleiding. De arts ziet zo de elektrische activiteit op tien verschillende punten van het hart. Op basis hiervan kan de arts zien hoe het hartritme is, hoe groot het hart is, of er zuurstoftekort is in het hart en of er ooit een hartinfarct is geweest.
Tandheelkundig onderzoek (focusonderzoek)
Tijdens het transplantatietraject is de afweer tegen infecties verminderd. Een tandarts onderzoekt daarom of er ontstekingshaarden zijn die in deze bijzondere omstandigheden mogelijk tot ontstekingen kunnen leiden. Lees hier meer over de nulmeting die nodig is om in bepaalde gevallen de kosten van de tandarts vergoed te krijgen.
Beenmergonderzoek
In het beenmerg worden nieuwe bloedcellen gemaakt. Het is de fabriek van het bloed. Laboratoriumonderzoek van het beenmerg is nodig om vast te stellen of uit te sluiten dat er iets mis is met de aanmaak van het bloed. Het kan ook nodig zijn om het effect van een behandeling te bepalen. Het afnemen van beenmerg heet een beenmergpunctie.
Hoe gaat een beenmergpunctie
Beenmerg wordt afgenomen via een sternumpunctie (in het borstbeen) of een cristapunctie (in het bekken). Bij een sternumpunctie lig je op je rug en wordt er beenmerg uit het borstbeen opgezogen. Bij een cristapunctie lig je op de linker- of rechterzij en wordt er beenmerg uit de bekkenrand opgezogen. Hierbij kan ook direct een botpijpje worden weggehaald.
De plaats van de punctie wordt eerst goed verdoofd. Dat kan even pijnlijk zijn. Daarna zuigt de arts of artsassistent met een dunne naald wat beenmerg op uit het borstbeen of het bekken. Dit opzuigen duurt een paar seconden en kan een vreemd gevoel geven. Na het opzuigen is dit gevoel weer weg.
Voor het weghalen van een botpijpje gebruikt je behandelaar een andere naald, die met een draaiende beweging in het beenmerg wordt gebracht. Dit kan een drukkend gevoel geven, maar meestal doet het geen pijn.
De beenmergcellen worden vergeleken met de cellen in het bloed. Daarom wordt er bij een beenmergpunctie ook bloed afgenomen.
Na de beenmergpunctie
De plek waar geprikt is, wordt afgeplakt met een pleister en/of een gaasje. Om bloedingen te voorkomen is het is belangrijk het wondje goed dicht te drukken, eventueel met behulp van een zandzakje.
Voordat je naar huis gaat, wordt de prikplaats gecontroleerd. Na ongeveer dertig minuten is de verdoving uitgewerkt. Na een paar uur kan de pleister eraf. Je mag zelf autorijden. Het is verstandig om pas de volgende dag te douchen.
Het is mogelijk dat er op de plek waar geprikt is een zeurende pijn optreedt of dat de plek een tijdje gevoelig blijft. Zo nodig kun je hiervoor paracetamol nemen. Bij toenemende zwelling, bloeding of heftige pijn is het advies om contact op te nemen met het ziekenhuis.