Voorbereiding op allogene stamceltransplantatie
Voorbereiding allogene stamceltransplantatie
Voordat een allogene stamceltransplantatie kan plaatsvinden, krijg je als patiënt enkele voorbereidende onderzoeken. De voorbereiding neemt meestal vier tot zes weken in beslag. Dit is afhankelijk van je ziekte.
-
Lichamelijk onderzoek
-
Beenmergonderzoek
-
Voorbereiding van de donor
Lichamelijk onderzoek
Een allogene stamceltransplantatie is een zware behandeling. Voordat je die kan ondergaan moeten je behandelaars goed op de hoogte zijn van je conditie. Ook moeten eventuele lichamelijke beperkingen bekend zijn. Daarom heb je eerst een gesprek met een van je behandelaars, gevolgd door een uitgebreid lichamelijk onderzoek. Het kan gaan om bloedonderzoek, een hartfilmpje of, indien nodig, een tandheelkundig onderzoek. Soms is er ook nog een beenmergonderzoek, een longfunctieonderzoek of een hartfunctieonderzoek nodig.
Bloedonderzoek
Er zijn verschillende redenen om het bloed te onderzoeken. Door bloedonderzoek kunnen bloedwaarden gemeten worden en kan het verloop van een ziekte of het effect van een behandeling bepaald worden. Daarnaast kan bijvoorbeeld de lever- en nierfunctie bekeken worden.
Hartfilmpje (ECG)
Een hartfilmpje maken gaat snel en gemakkelijk. Je gaat op een onderzoekstafel liggen. Op je borst, benen en armen plakt de onderzoeker elektroden. Deze zijn met draden verbonden aan het ECG-apparaat. Bij een uitgebreid ECG zijn het tien elektrodes. Elk van deze elektrodes geeft een aparte registratie. De arts noemt dit een afleiding. De arts ziet zo de elektrische activiteit op tien verschillende punten van het hart. Op basis hiervan kan de arts zien hoe het hartritme is, hoe groot het hart is, of er zuurstoftekort is in het hart en of er ooit een hartinfarct is geweest.
Tandheelkundig onderzoek (focusonderzoek)
Tijdens het transplantatietraject is de afweer tegen infecties verminderd. Je mond kan een bron van infecties zijn. Daarom is het belangrijk om naar de tandarts te gaan voordat je start met de behandeling. Een tandarts onderzoekt of er problemen zijn in de mond die mogelijk tot ontstekingen kunnen leiden. Deze moeten eerst opgelost worden.
Mentale voorbereiding
Het is belangrijk dat je jezelf mentaal goed voorbereidt op een stamceltransplantatie. In de meeste ziekenhuizen wordt voor de stamceltransplantatie een medisch informatiegesprek ingepland. Een hematoloog met veel ervaring op het gebied van stamceltransplantatie bespreekt in zo’n gesprek alle facetten van de stamceltransplantatie. Het is prettig om bij zo’n gesprek een naaste mee te nemen. Praat tijdens dit gesprek en met je naasten ook over je gevoelens en waar je bang voor bent.
Beenmergonderzoek
In het beenmerg worden nieuwe bloedcellen gemaakt. Het is de fabriek van het bloed. Laboratoriumonderzoek van het beenmerg is nodig om vast te stellen of uit te sluiten dat er iets mis is met de aanmaak van het bloed. Het kan ook nodig zijn om het effect van een behandeling te bepalen. Het afnemen van beenmerg heet een beenmergpunctie.
Hoe gaat een beenmergpunctie
Beenmerg wordt afgenomen via een sternumpunctie (in het borstbeen) of een cristapunctie (in het bekken). Bij een sternumpunctie lig je op je rug en wordt er beenmerg uit het borstbeen opgezogen. Bij een cristapunctie lig je op de linker- of rechterzij en wordt er beenmerg uit de bekkenrand opgezogen. Hierbij kan ook direct een botpijpje worden weggehaald.
De plaats van de punctie wordt eerst goed verdoofd. Dat kan even pijnlijk zijn. Daarna zuigt de arts of artsassistent met een dunne naald wat beenmerg op uit het borstbeen of het bekken. Dit opzuigen duurt een paar seconden en kan een vreemd gevoel geven. Na het opzuigen is dit gevoel weer weg.
Voor het weghalen van een botpijpje gebruikt je behandelaar een andere naald, die met een draaiende beweging in het beenmerg wordt gebracht. Dit kan een drukkend gevoel geven, maar meestal doet het geen pijn.
De beenmergcellen worden vergeleken met de cellen in het bloed. Daarom wordt er bij een beenmergpunctie ook bloed afgenomen.
Na de beenmergpunctie
De plek waar geprikt is, wordt afgeplakt met een pleister en/of een gaasje. Om bloedingen te voorkomen is het is belangrijk het wondje goed dicht te drukken, eventueel met behulp van een zandzakje.
Voordat je naar huis gaat, wordt de prikplaats gecontroleerd. Na ongeveer dertig minuten is de verdoving uitgewerkt. Na een paar uur kan de pleister eraf. Je mag zelf autorijden. Het is verstandig om pas de volgende dag te douchen.
Het is mogelijk dat er op de plek waar geprikt is een zeurende pijn optreedt of dat de plek een tijdje gevoelig blijft. Zo nodig kun je hiervoor paracetamol nemen. Bij toenemende zwelling, bloeding of heftige pijn is het advies om contact op te nemen met het ziekenhuis.
Voorbereiding van de donor
Groeifactoren
Om zoveel mogelijk stamcellen te kunnen verzamelen (‘oogsten’) moet de donor zichzelf gedurende een aantal dagen de groeifactor G-CSF (Granulocyte-Colony-Stimulating Factor) toedienen via een onderhuidse injectie. Dat kan gewoon thuis. Je lichaam maakt deze stof ook zelf, maar de extra toediening stimuleert de aanmaak en de rijping van stamcellen en de verplaatsing van de stamcellen naar het bloed.
Het gebruik van groeifactoren kan bijwerkingen geven. De meest voorkomende zijn bot- en spierpijnklachten, griepachtige verschijnselen, hoofdpijn en vermoeidheid. Als je veel last hebt van deze bijwerkingen, kun je in overleg met het behandelteam paracetamol nemen. Na het stoppen met de groeifactoren verdwijnen de klachten over het algemeen snel.
Aan het einde van de periode waarin je de groeifactoren hebt geïnjecteerd, wordt bloed afgenomen om de hoeveelheid stamcellen te meten. Als er genoeg stamcellen in je bloed zitten, kunnen ze geoogst worden.
Het afnemen van de stamcellen
Het afnemen van stamcellen heet aferese. De aferese vindt plaats op de afereseafdeling van het ziekenhuis. Er wordt een slangetje (infuus) geplaatst in een ader in de elleboogplooi van allebei je armen, links en rechts dus. Als je in je arm niet goed te prikken bent, krijg je soms een speciaal infuus in de lies. Via het ene infuus wordt bloed vanuit je lichaam naar een aferesemachine gepompt. Deze machine haalt de stamcellen uit het bloed. De rest van het bloed, zonder stamcellen, gaat vanuit de aferesemachine via het infuus in de andere arm terug het lichaam in. De aferese duurt gemiddeld zes uur. Hoelang het duurt hangt af van de hoeveelheid stamcellen in het bloed en hoeveel stamcellen nodig zijn. Soms is een tweede dag aferese nodig om voldoende stamcellen te verzamelen. De stamcellen worden bewerkt en ingevroren totdat de ontvanger ze krijgt.
Een andere mogelijkheid is, dat de stamcellen niet uit het bloed, maar uit het beenmerg worden gehaald. Dat gebeurt onder narcose.
Veelgestelde vragen over allogene transplantatie
-
Kan ik kiezen hoe ik beenmerg wil doneren, via het bloed of via het beenmerg? En hoe gaat dat? -
Krijg je meer energie en meer eetlust als de medicijnen van de stamceltransplantatie afgebouwd worden? -
Waarom is het voor mensen met een niet-westerse of gemengde achtergrond zo lastig om een stamceldonor te vinden?